Hoe gaat circulair bouwen in de praktijk? Sander Holm was als Sustainability Manager bij BAM Bouw en Vastgoed onder andere betrokken bij de bouw van het duurzame paviljoen Circl van ABN AMRO. ‘We moeten anders samenwerken in de sector.’
Wat is de visie van BAM op circulair bouwen?
‘BAM gelooft in de circulaire economie. Onze sector moet een zichzelfherstellend industrieel systeem zijn. We moeten niet alleen de kringlopen sluiten op het gebied van materiaal en energie, maar ook op het gebied van water en ecologie, bijvoorbeeld door drinkwaterbesparing en klimaatadaptatie. Circulariteit geldt daarnaast ook voor het gebruik van gebouwen, denk aan levensloopbestendigheid. De sector zou kennis over circulaire concepten moeten delen en leren van elkaar, ook van elkaars fouten. Circulair bouwen vraagt dus een integrale aanpak op een breed scala van aspecten.
‘BAM wil in 2030 een circular company zijn, en in 2025 willen we al geen bouwafval meer hebben. Dat laatste wil zeggen dat we geen reststromen meer verbranden of weggooien. Concreet betekent het dat we naast CO2 reductie ook KPI’s hebben ingericht op afvalreductie en -scheiding en dat alle business units nu al circulaire producten of diensten moeten kunnen aanbieden.’
Hoe loopt dat proces?
‘BAM is een groot bedrijf met vestigingen in meerdere landen en de uitwerking van het beleid per land is verschillend; ik merk dat we in Nederland vooroplopen met circulair bouwen. Ook per bouwsector zijn er verschillen. In de woningbouw zijn de processen meer gestandaardiseerd. Veranderingen moeten in dat gestroomlijnde proces geïntegreerd worden, maar als dat éénmaal is gelukt, dan is de verbetering ook vanaf dan “mainstream” in het team. Bij commercieel vastgoed heb je bij projecten vaak te maken met nieuwe partners. Steeds wordt de fabriek opnieuw georganiseerd, waardoor het makkelijker is om het een keertje helemaal anders te doen. Die projecten zijn minder gestandaardiseerd.
‘Zowel voor het benutten van secundair materiaal als voor het ontwerpen voor hergebruik, moeten we anders leren samenwerken in de sector. Leerpunten uit zo’n project leiden niet automatisch tot een nieuw normaal, omdat het verdienmodel in de circulaire economie op de langere termijn ligt. Een voorbeeld: als je een systeemwand remontabel vastmaakt, kun je bij demontage weer geld verdienen aan dat element door een hogere restwaarde. Een bouwer zal in een traditioneel model kiezen voor de goedkoopste bevestigingsmethode – en dat is vaak niet de remontabele manier – omdat er geen belang is bij verkoop op termijn. Pas als bouwer en opdrachtgever een lange-termijnrelatie krijgen, bijvoorbeeld voor onderhoud, ontstaat er een model waardoor de bouwer ook kan profiteren van de opbrengst van hergebruik. Er zijn eigenlijk best veel ontwikkelingen, maar we hebben nog heel wat stappen te zetten. Persoonlijk zou ik graag willen versnellen.’
Welke problemen moeten aangepakt worden om de bouw circulair te maken?
‘Dat zijn er vele. Wij als bouwers moeten er klaar voor zijn. Misschien in een iets andere rol. Alle partijen zouden over de grenzen van hun traditionele rol moeten kijken, vooruit en achteruit in de keten. Weten waar we secundaire producten vandaan kunnen halen. Het vinden van geschikt materiaal op het juiste moment is nu nog niet eenvoudig. En leren onder welke voorwaarden wij die producten kunnen benutten. Nieuwe biobased of remontabele producten toepassen is al iets makkelijker dan bestaande materialen gebruiken. Je weet meestal niet wat er aan bestaand materiaal beschikbaar zal zijn, terwijl je van nieuwe producten mag aannemen dat ze altijd op voorraad zijn.
‘Op korte termijn begint het bij de opdrachtgever: de juiste vraag in de juiste samenwerkingsvorm. De klant moet circulair bouwen wíllen. Maar wat doen wij als bouwer als de klant er niet om vraagt? Gaan wij dan wel de noodzakelijke voorinvesteringen doen? Ook is er bij circulair bouwen veel overleg nodig met de klant. Stel je hebt een gebruikte deur waarvan je de akoestische kwaliteit niet precies weet, maar die wel goedkoper is dan een nieuwe deur. Wil de klant dat we die dan plaatsen? En waar liggen dan de verantwoordelijkheden en garanties voor deze secundaire producten? Hoe kunnen wij aantonen dat we de juiste partner zijn om vroeg in het ontwerp mee te denken? En hoe herkennen wij die partnerrol weer bij onze co-makers en leveranciers? Kunnen we dit afstemmen in één collectief BIM-model? We moeten rechtstreekser met de klant kunnen samenwerken. Daarbij kan bijvoorbeeld een trade-off matrix helpen om alle keuzes inzichtelijk te maken op alle aspecten, niet alleen prijs, maar ook kwaliteiten zoals gezondheid en circulariteit. Nog veel vragen dus, en mede om die impasse te doorbreken zijn we partner in het programma ‘Samen Versnellen’, waarbij verschillende overheden met marktpartijen, onder aanvoering van Cirkelstad, een leidraad opstellen hoe opdrachtgevers een circulaire uitvraag aan de markt kunnen stellen.
“De huidige materiaalpaspoorten richten zich teveel op grondstoffen”
‘Het volgende probleem ligt aan de inkoopkant: met wie willen we zaken doen? Daarbij gaat het om meer dan alleen prijs. We moeten terug van misschien wel 20.000 verschillende leveranciers per jaar, naar een veel kleinere selectie. Van leveranciers willen we graag weten welke circulaire alternatieven zij hebben. Het vinden van geschikt bestaand materiaal is ook niet eenvoudig. Om vraag en aanbod van eerder gebruikt materiaal slimmer op elkaar af te stemmen zijn we al drie jaar bezig met een circular building platform. Ook daar lopen we tegen allerlei kwesties aan. We willen een platform waar onderdelen van een gebouw verhandeld kunnen worden, voordat ze losgehaald zijn. Nu worden onderdelen vaak eerst uit een gebouw gehaald, waarna met de hand een foto met onderschrift wordt gemaakt. En dan hoop je dat iemand het snel nodig heeft. In de praktijk wil je het materiaal goed integreren in je ontwerp en er zit nu eenmaal een bepaalde tijd tussen ontwerp en uitvoering. We moeten voorkomen dat er forse opslagkosten bij komen kijken.
‘We hebben ook andere financiële rekenmodellen nodig. Wat is de invloed van het ‘as a service’-model, waarbij de opdrachtgever betaalt voor het gebruik en niet voor de aanschaf? Heel veel circulaire kansen doen zich bovendien pas voor op de lange termijn, als elementen, materialen of grondstoffen vrij komen uit een bouwwerk. Dus is een restwaarde-berekening voor die spullen nodig. Maar met welke periodes reken je dan? Een bouwwerk kan 20 of 200 jaar in gebruik blijven. Daar zijn nog geen eenvoudige antwoorden op.
‘Tenslotte zou de focus niet alleen op circulaire nieuwbouw moeten liggen, maar meer ook op het toepassen van circulaire principes in renovatie van bestaande bouw. En daarbinnen moeten we goed kijken naar het R-model van de circulaire economie. We moeten ons niet teveel richten op grondstoffen, maar materialen zo hoogwaardig mogelijk blijven benutten, dus vooral kijken naar elementen en producten. De huidige materiaalpaspoorten richten zich vaak teveel op grondstoffen, vind ik. We zouden een gebruikte deur niet tot grondstof moeten reduceren, maar weer als deur moeten verkopen. Dat betekent dat producten en elementen vindbaar moeten worden, en hun specificaties bekend moeten blijven. Liefst ook als ze nog in het gebouw vastzitten. Ik wil liever een koelmachine zelf losmaken en meenemen dan dat ik er een koop die al een tijd stil heeft gestaan, waarbij het apparaat misschien beschadigd is geraakt. In dit proces van sourcing gaat digitalisering een hele belangrijke rol spelen.’
“Ik ben al blij als een gebouw 70 tot 80 procent circulair en duurzaam is, én binnen tijd en budget blijft.”
Wat viel je op bij de realisatie van het paviljoen Circl?
‘Dat dankzij het lef van de ABN Amro om in een andere samenwerkingsvorm te werken, wij noemden het “De Ronde Tafel”, er nu al veel mogelijk blijkt. Maar onder andere ook dat circulair bouwen in de praktijk zelden zwart of wit is, maar vaak keuzes betreft tussen twee tinten grijs. Zo is er in Circl een prachtige herbruikbare houten constructie toegepast van zoveel mogelijk lokaal hout. Maar er is toch nog 2 tot 3 procent lijm gebruikt die niet vanzelf composteert. Dat voldoet misschien nog niet aan onze einddoelstellingen, maar moet ik het dan helemaal niet doen? Ik ben al blij als nu een gebouw 70 tot 80 procent circulair en duurzaam is én binnen tijd en budget gebouwd kan worden. Als we vandaaruit ieder project weer een stapje verder brengen, gaan we een heel eind komen in de komende jaren.’
Op wie moeten we letten?
‘Naast natuurlijk BAM?! Gelukkig zijn er veel goede initiatieven. Maar we moeten ook waken voor partijen die het begrip “circulaire economie” verkeerd laden. Ik kom bijvoorbeeld behoorlijk wat producten tegen die zichzelf circulair noemen, maar bij doorvragen blijkt het verhaal wat dun. Waarbij een paar procent hergebruikt materiaal blijkt te bestaan uit hun eigen (schone) productieafval. Echt gesloten kringlopen met take back-programma’s zijn er nog veel minder, dus het is goed opletten.
‘Als ik dan toch een paar namen moet noemen, dan vind ik bijvoorbeeld New Horizon, dat als hoofdaannemer fungeert voor demontage-projecten, een goede game changer. Mede dankzij hen wordt er beter gezocht naar oplossingen in de urban mining-sector. Goed ook dat ze de samenwerking organiseren met groothandels voor het hergebruiken van elementen en materialen.
‘De circulaire liften van Mitsubishi zijn ook een goed voorbeeld. Het bedrijf levert deze in een as-a-service-model, waarmee de klant goedkoper uit kan zijn dan bij eigen aanschaf van zo’n installatie. Waarbij er namelijk ook nog certificering, onderhoud en vervanging nodig zal zijn. In de liften is meer sensoring aangebracht dan gebruikelijk, zodat er alleen onderhoud plaatsvindt als het nodig is. Over 25 jaar weet Mitsubishi precies wat ze terugnemen. De te refurbishen onderdelen zijn eenvoudiger bereikbaar geworden, nu dat een onderdeel is van hun eigen business case. Belangrijk om te constateren is dat dus ook het product zelf is veranderd: niet alleen de manier van aanbieden, maar de hele kringloop om het product heen.
‘Naast marktpartijen en goede adviseurs zijn er ook bijvoorbeeld platforms zoals Madaster, Cirkelstad en CB’23, die helpen de circulaire economie dichterbij te brengen.’
Bron: https://circulairebouweconomie.nl/
Fotografie: Marjolein Vinkenoog
Comments are closed.